Ademtherapie
Deel 2
Iriah van
Wijk
In deel 1 is een
algemene uitleg gegeven over ademtherapie en over de natuurlijke ademhaling. In
dit deel, deel 2, wordt nader ingegaan op de werkwijze binnen ademtherapie.
Deel 3 verschijnt in maart 2001 en gaat dieper in op ademtherapie bij het
hyperventilatiesyndroom.
De werkwijze
De vaak gehoorde vraag is hoe
cliënten een goede buikademhaling aangeleerd kan worden. Uit wat in deel 1 is
aangehaald, zal duidelijk zijn dat het niet alleen maar om de buikademhaling
gaat, maar om de ademhaling in zijn totaliteit. Bovendien is het beter om
cliënten niet iets aan te leren wat niet-eigen is, maar om bezig te gaan met
het loslaten van nadelige gewoonten. Ook bestaat er geen 'goede' ademhaling,
ieder mens is uniek en iedere ademhaling ook. De vraag luidt derhalve hoe de bij
de cliënt passende natuurlijke ademhaling hersteld kan worden.
Adem- en lichaamsbewustwording
Adem- en
lichaamsbewustwording neemt een belangrijke plaats in binnen ademtherapie.
Voorafgaande aan een oefening wordt de ademhaling, zonder bewuste sturing,
gevoeld en geobserveerd. Gekeken wordt naar het tempo en de plaats waar de
meeste beweging gevoeld kan worden, maar vooral naar de mate waarin de
ademhaling moeiteloos gaat en al dan niet goed aanvoelt. Ook na afloop van een
oefening wordt de ademhaling gevoeld, met de bedoeling verschil te ervaren en
vertrouwd te worden met een meer ontspannen, rustige en lage ademhaling. Dit
vertrouwd worden is van essentieel belang. Hoezeer cliënten ook last kunnen
hebben van hun ademhalingspatroon, dit patroon is langzaam zo gegroeid en voelt
daarom wel 'eigen' en vertrouwd. Het blijkt dat cliënten dit patroon, op vaak
onbewust niveau, niet zomaar op willen geven. Zo zal bijvoorbeeld het effect
van een ademhalingsoefening in de beginfase niet lang doorwerken, omdat de cliënt
na enige tijd weer overschakelt op het bestaande gewoontepatroon. Tijd en
aandacht zijn nodig om de natuurlijke ademhaling weer vertrouwd te laten
voelen.
De ademoefeningen bestaan altijd uit 3 delen: voelen - veranderen - voelen. Het
inbrengen van een verandering in de ademhaling gebeurt op een ontspannende
uitnodigende wijze. De ademhaling wordt niet naar een bepaalde plaatst of in
een bepaald ritme geduwd, maar uitgenodigd. Dit kan op 3 manieren:
- door vergroting en verkleining van de romp
- door het leggen van weerstand bij de lippen
- door visualisatie
Vergroting en verkleining van de romp
Tijdens de inademing neemt de romp
in omvang toe en tijdens de uitademing wordt hij weer kleiner. Dit principe van
vergroting en verkleining van de romp met het daarbij behorende aanspannen en
loslaten van middenrif en buikspieren kan aangewend worden binnen oefeningen om
een verandering in de ademhaling te bewerkstelligen.
In het eerste deel van dit artikel is uitgelegd dat als het middenrif aanspant (de
inademing) de buikspieren ontspannen en de romp vergroot en dat als het
middenrif ontspant (de uitademing) de buikspieren aanspannen en de romp weer
verkleint.
Tijdens oefeningen kan door middel van het aanspannen en ontspannen van de
buikspieren en het vergroten en verkleinen van de romp de ademhaling (het
middenrif) geholpen of uitgenodigd worden een ander patroon te volgen.
|
Een
voorbeeld kan dit verduidelijken. Nadat de cliënt de ademhaling heeft
gevoeld, kantelt hij op een ontspannen wijze op de geleerde manier het bekken
(de rug beweegt daarbij richting de grond). Hij zal daarbij zijn buikspieren
als vanzelfsprekend aanspannen. Tevens wordt door het kantelen de ruimte in
de buikholte verkleind. Dit komt beiden overeen met wat er gebeurt bij een
uitademing. Belangrijker binnen de oefening is de volgende stap, het rustig
loslaten van buik en bekken. De buik krijgt weer meer ruimte. Door de
verruiming en het loslaten van de buikspieren zal het middenrif makkelijker
kunnen afvlakken (inademing). De ademhaling wordt als het ware geholpen en
wordt bovendien uitgenodigd om richting de buik te gaan in plaats van hoog in
de borstkas. Na een aantal herhalingen van het kantelen van het bekken wordt
gestopt en wordt gevoeld hoe de ademhaling nu uit zichzelf gaat. Er wordt
gekeken naar veranderingen in tempo, plaats van de beweging, moeiteloosheid
en hoe het aanvoelt. |
Cliënten die gewend zijn geraakt hoog te ademen, zullen in bovenstaand
voorbeeld in eerste instantie geneigd zijn op een inademing het bekken te
kantelen. Precies andersom dus. Dit heeft te maken met het feit dat bij een
hoge ademhaling de buik vaak ingetrokken wordt in een poging veel lucht binnen
te krijgen door de borstkas zoveel mogelijk uit te zetten. Dit gaat vaak met
spanning gepaard. Daarom wordt binnen ademtherapie veel aandacht aan
ontspanning besteed en is het belangrijk dat een oefening ontspannen wordt
uitgevoerd.
Het leggen van weerstand bij de lippen
Indien op
ontspannen wijze weerstand gelegd wordt voor de luchtstroom bij de lippen, dan
zal het middenrif een prikkel krijgen om sterker af te vlakken en beter te gaan
werken. De cliënt wordt gevraagd om de lippen vlak bij elkaar te houden en heel
loom een 'f'-klank te maken. Het ontspannen uitvoeren van deze categorie
oefeningen en het leggen van de weerstand enkel en alleen bij de lippen is van
wezenlijk belang. Mensen die niet goed het middenrif gebruiken voor de
ademhaling, bijvoorbeeld bij hoog ademen, zullen minder sturing hebben over de
ademhaling, omdat de natuurlijke ademsteun van het middenrif mist. Doordat de
luchtstroom minder met het middenrif geregeld kan worden, zal men over gaan op
de andere mogelijkheid van sturing van de luchtstroom, namelijk het zetten van
spanning op de keel. Dit valt bijvoorbeeld goed te merken bij iemand die een
lezing moet geven en dit doodeng vindt en als gevolg daarvan hoger ademt. Soms
spant men dan de keel zodanig aan, dat deze dichtgeknepen is en slechts door
middel van kracht in de vorm van kuchen weer geopend kan worden.
Visualisatie
De gebruikelijke ademoefeningen
binnen de fysiotherapie en de PMT maken vaak gebruik van wilskracht om de
ademhaling te veranderen, bijvoorbeeld het tellen van de in- en uitademing. Dit
kan leiden tot niet-gewenste effecten, aangezien cliënten meer spanning op de
ademhaling gaan zetten, soms niet werkelijk met de buik ademen maar de buik met
spierkracht naar buiten duwen (zie het 1e deel van dit artikel) en/of nog meer
de adem gaan controleren. Dit laatste is zeker voor mensen die dat toch al te
sterk doen, bijvoorbeeld bij een hyperventilatiesyndroom, niet wenselijk.
De ademtherapie maakt o.a. gebruik van visualisatie om een verandering in de
ademhaling aan te brengen. Op deze manier wordt spanning en controle voorkomen.
|
Als
voorbeeld kan het ademen via de voeten genomen worden. De cliënt wordt
gevraagd zich voor te stellen dat hij via de hak inademt, waarbij de adem via
de achterkant van het been naar de onderrug gaat. In de omslag van de adem
gaat de cliënt met de aandacht naar de buik en ademt vanaf de buik via de
voorkant van het been en via de voet weer uit. Op deze manier kan het tempo
van de ademhaling op een ontspannen wijze worden vertraagd, aangezien de
cliënt tijd nodig heeft om zich voor te stellen dat de adem via het been
gaat. De aandacht zit bij het zich voorstellen en ongemerkt wordt de
ademhaling vertraagd. |
Natuurlijk is het ook bij deze categorie oefeningen belangrijk om voor en na de
oefening de ademhaling te voelen en het verschil te ervaren.
Deel 3
Deel 3
van dit artikel verschijnt in maart en gaat dieper in op ademtherapie bij het
hyperventilatiesyndroom.
* * *
Iriah van Wijk heeft diverse opleidingen gevolgd, waaronder de opleiding
bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen, leergangen
ademtherapie bij Dr J. van Dixhoorn en de PMT-VO te Amsterdam. Haar methode
komt voort uit haar ruime ervaring met ademtherapie, zowel binnen een eigen
praktijk als binnen diverse instellingen, aangevuld met ervaringen opgedaan
binnen diverse opleidingen.